U bent hier

Samenwerken vergt maturiteit

De ondersteuning van intersectorale netwerking behoort tot de corebusiness van het Kenniscentrum WWZ. Bruggenbouwer zette het voorbije decennium de trend, maar ook in de toekomst liggen er nog heel wat uitdagingen op de plank.

“De overheid kiest al langer voor samenwerking in de zorg en hulpverlening, om versnippering tegen te gaan en de beschikbare middelen zo doelmatig mogelijk in te zetten. Federaal zijn er de Chronic Care projecten, in Vlaanderen zijn er de Eerstelijnszones, het Geïntegreerd Breed Onthaal, de Integrale Jeugdzorg, Perspectiefplan 2020, enz. Onze visie op Buurtgerichte Zorg heeft hetzelfde uitgangspunt. Die visie vertrekt vanuit de hedendaagse gebruiker die meer dan vroeger de regie over zijn leven in eigen handen wil nemen.

Cliënten vandaag zijn mondig en kiezen het voor hen beste aanbod. Ze richten zich tot hun eigen netwerk of tot de reguliere werkingen om hulp te vragen, zo nodig doen ze een beroep op specifieke professionele hulp. Vroeger ondersteunde één organisatie een cliënt in al zijn noden – psychische, fysieke of sociale kwetsbaarheid, hulp in het dagelijks leven, enz. Vandaag moeten partners op het terrein samenwerken om die diensten gemeenschappelijk te verlenen. Iedereen moet, vanuit zijn eigen specialisme, samen een generalistische aanpak ontwikkelen voor een efficiëntere maar ook meer effectieve hulpverlening.

Samenwerken vergt een mentale omschakeling in de hoofden van hulpverleners. In plaats van ‘mijn’ cliënt, wordt het ‘onze’ cliënt. Neem bijvoorbeeld iemand in een voorziening die een verstandelijke beperking heeft en ook dementeert. De eerste stap is dat hulpverleners uit de sector personen met een handicap en de ouderenzorg hun expertise delen en die persoon samen begeleiden. Dat gebeurt vandaag al vaak. De volgende stap is dat hulpverleners elkaar gaan coachen en elkaar kritisch bevragen om tot meer doelmatigheid te komen. Ook dat gebeurt al, maar daar is zeker nog progressie mogelijk.

Tijdens het multidisciplinair overleg in de zorgsector bekijken arts, verpleegkundigen, gezinshulp en eventueel de mantelzorgers samen hoe ze een cliënt best kunnen ondersteunen. Als je een gemeenschappelijk doel hebt, kan je betere hulp verlenen en kan je de samenwerking beter vormgeven. Zo worden hulpverleners ook de coach van het netwerk rond die persoon. Ik zie daar ook een belangrijke rol weggelegd voor digitale samenwerking en informatie-uitwisseling over cliënten. In de medische wereld bestaat dat al – Vitalink voor artsen, apothekers en verpleegkundigen, het overheidsplatform e-health, het Brussels gezondheidsnetwerk - maar in de welzijnssector is dat nog niet zo ingeburgerd.

Heel wat organisaties staan open voor samenwerking en zetten stappen in die richting. Maar niet alle organisaties zijn daar al aan toe. Ze bewaken hun territorium, stellen zich defensief op, en vinden oprecht dat ze het grotendeels alleen kunnen. Samenwerking vergt organisaties met voldoende maturiteit die een open ingesteldheid hebben, die weten waar ze goed in zijn, inzien waar ze kunnen verbeteren, beseffen waar ze tekort schieten, aangeven waar hun grenzen liggen en die durven erkennen waar anderen beter in zijn. Elke organisatie heeft zijn plaats in het continuüm van dienstverlening en zorg voor elke cliënt, ieder met zijn eigen aanbod. Er zijn altijd partners die al eerder ondersteuning boden, partners waar je mee samenwerkt, en partners die nadien een nieuw aanbod aanreiken. Iedereen speelt een rol in een groter geheel, ten dienste van de cliënt.

In de huidige marktsituatie is het niet altijd vanzelfsprekend om samen te werken. Door de persoonsvolgende financiering bijvoorbeeld, zijn hulpverleners niet alleen collega’s, maar worden ze ook concullega’s. Eigenlijk geeft de overheid een dubbel signaal. Om de kwaliteit van de dienstverlening te verbeteren moet je samenwerken, terwijl de financiering concurrentie in de hand werkt. Als organisatie moet je dat spanningsveld overstijgen, ten bate van de cliënt. Samenwerking mag echter niet afhangen van de goede wil op het terrein. De overheid moet dat stimuleren met incentives zoals vorming, ICT, gezamenlijke huisvesting, en financiële duwtjes in de rug. Niemand zal cliënten willen afstaan ten koste van de eigen financiering. Organisaties die samenwerken, moeten er - net zoals de cliënt - beter van worden.

In Brussel groeide de samenwerking tussen sectoren voornamelijk vanuit de sector personen met een handicap. En al bestaan er in de welzijnssector veel initiatieven, dat kan nog veel ruimer. Er is al samenwerking met de gezondheidszorg en het onderwijs, maar voorlopig is dat minimaal. Ook in sectoren zoals huisvesting of tewerkstelling zouden samenwerkingsmodellen moeten groeien. Als Kenniscentrum WWZ kunnen wij katalysator zijn om nieuwe bruggen te slaan in en naar andere sectoren. Misschien slagen bestaande samenwerkingsverbanden erin om op eigen kracht verder te gaan, met methodische en inhoudelijke ondersteuning vanuit het Kenniscentrum WWZ, maar zonder dat wij aan de kar moeten trekken. Dat zou ons ruimte geven om nieuwe initiatieven te nemen. We willen ook partners in andere sectoren ondersteunen bij de ontwikkeling van nieuwe ontmoetingsfora voor kennismaking en intervisie.

Positief geëvalueerde modellen zoals kijkstages, waar hulpverleners bij elkaar op bezoek gaan en meedraaien op de werkvloer, gaan we meer in de kijker zetten en structureel uitwerken. We zijn vragende partij om meer structureel samen te werken met Franstalige partners – omdat hun aanbod veel groter is, hebben wij daar als Nederlandstaligen baat bij. We moeten ook nadenken over de samenwerking en doorverwijzing tussen betalende en gratis diensten, en de zeggenschap van de cliënt daarin. Elke cliënt heeft een ander budget, en niet iedereen weet hoe daar best mee om te gaan. Ook de meest kwetsbaren met een laag inkomen moeten terecht kunnen in de hulpverlening. 

Als Kenniscentrum WWZ hebben wij een helikopterzicht over de sectoren welzijn, wonen en zorg in Brussel. Tegelijkertijd willen wij altijd voeling houden met wat er leeft op het terrein. Wij zien het als onze rol om de noden op het terrein te vertalen in vernieuwende projecten en innoverende beleidsaanbevelingen. In ons meerjarenplan 2018 – 2020 zetten we sterk in op intersectorale netwerking. Wat er bestaat heeft zijn waarde bewezen, maar we willen vooral nog nieuwe terreinen ontginnen.

 

Contact 
els.nolf@kenniscentrumwwz.be

Els legt verbanden tussen organisaties en sectoren, ondersteunt welzijnswerkers via intervisie en casussen, bijvoorbeeld in de groep Bruggenbouwer. Momenteel gaat er veel aandacht naar ondersteuning in het kader van de huidige personeelskrapte (Project Op Niveau). Ze ondersteunt ook o.a. het platform 'Regio-overleg Thuislozen Brussel". Dankzij de contacten op het terrein, heeft ze een schakelfunctie tussen het werkveld en het beleidsvoorbereidende werk van Kenniscentrum WWZ.

Lees ook 
foto cahiers

Onze reeks cahiers maakt de vernieuwing-op-het-terrein mee zichtbaar.

Welzijn
Wonen
Zorg