Inspraak is maatwerk
Anne Lambrechts, Elmer: “Gebruikersparticipatie gaat over alle vormen van inspraak. Het is niet alleen mee beslissen op hoog niveau, maar ook over concrete dingen. Als we de ouders bij Elmer niet betrekken bij de opvang van hun kinderen, kunnen we geen kwalitatieve dienstverlening bieden. Je moet luisteren naar de mensen om te weten wat hun noden zijn. Uiteraard is het ook belangrijk dat ouders iets te zeggen hebben op beleidsniveau, maar de dagelijkse inspraak is misschien nog belangrijker. Je moet de dienstverlening aanpassen aan elk individu.”
Dorien Pepermans, BruZEL: “De Brusselse eerstelijnszone BruZEL brengt alle eerstelijnsdiensten in welzijn en gezondheid samen om de zorg voor de burger te stroomlijnen. We willen er natuurlijk ook de burger zelf bij betrekken, maar we zijn nog zoekende hoe we dat concreet kunnen doen. We hebben een werkgroep voor mensen in kwetsbare leefomstandigheden met een aantal partners, zoals Hubbie. Daar bekijken we hoe we die mensen beter kunnen betrekken. Dat gaat niet enkel om personen met een handicap, maar wel om alle mensen die in kwetsbare leefomstandigheden kunnen terechtkomen.”
Dries Fonteyn, Trefpunt STAN: “Bij Trefpunt STAN begint participatie bij ontmoeting tussen personen met een handicap en hun familie. Ze blijven bijvoorbeeld napraten na een activiteit, of we organiseren een koffiemoment. Daar babbelen ze met elkaar, bouwen ze een netwerk op en komen er vragen tot bij ons. Zo voelen wij wat er speelt en welke drempels ze ervaren in de hulpverlening. Door met elkaar te praten, kunnen ze de frustraties omdraaien in iets positiefs en verbinden ze zich om samen oplossingen te zoeken.”
Kristien Laenens, ADO Icarus Neder-Over-Heembeek: “Ons lokaal dienstencentrum en activiteitencentrum steunen bijna volledig op vrijwilligers, waarvan sommigen ook een handicap hebben. De vrijwilligers behoren zelf tot de doelgroep en sturen tegelijk de werking. Ze organiseren activiteiten maar voorzien ook hulp zoals maaltijden aan huis, meegaan naar afspraken enzovoort. Als wij die mensen geen stem zouden geven in onze werking, zouden we niet kunnen bestaan. Voor de planning van activiteiten vertrekken we van hun voorstellen. Wij kunnen mooie activiteiten opstellen, maar als er geen vraag naar is, heeft het ook geen zin. Eigenlijk werken we vraaggestuurd in plaats van aanbodgestuurd. Dat is voor ons een belangrijke invulling van gebruikersparticipatie.”
Valentine Lebacq, Hubbie: “Ook voor Hubbie is gebruikersparticipatie geen apart thema. Het zit in het DNA van onze organisatie. Wij mengen ons in de woon- of leefsituatie van cliënten, dus natuurlijk luisteren wij naar wat zij belangrijk vinden. Participatie start al bij het eerste contact met een cliënt door te vragen naar zijn wensen en noden. Ik hoop dat er nu toch geen organisaties meer zijn die aan de cliënt zeggen wat ze moeten doen. Inspraak is maatwerk. Wie heb je voor je, waar is die aan toe, en welke aanpak werkt?”
Participatie start bij het eerste contact met de cliënt
Meer dan vergadering en overleg
Valentine: “Na het eerste contact blijft inspraak mogelijk tijdens informele momenten, bijvoorbeeld een babbeltje met de cliënt om te vragen hoe het gaat. We voorzien ook meer formele participatie zoals vergaderingen of bevragingen. Een paar keer per jaar hebben we een gebruikersoverleg waar cliënten hun mening geven over onze dienstverlening. Dat is maar een kleine representatie van de mensen die we begeleiden. Er worden wel goede dingen gezegd, maar daar stopt het niet. Als je denkt dat formeel overleg de enige vorm van participatie is, ben je verkeerd. Het is een van de methodieken naast alle andere. We hebben bijvoorbeeld gezondheidsfiches uitgewerkt met BruZEL. Ik vroeg aan cliënten om die na te lezen, om te zien of ze zijn afgestemd op de doelgroep. Zo neem je de mensen ook mee.”
Anne: “Bij ons zitten er veel ouders in de raad van bestuur, waarvan ook een ouder van een kind met specifieke zorgbehoeften. Daarnaast organiseren we soms formele bevragingen, maar ouders kunnen ook mee beslissen over de dagelijkse werking, bijvoorbeeld ‘hoe geven we de kinderen eten, hoe leggen we een kindje in bed?’ Zo kunnen ouders mee bepalen welke specifieke zorg een kind nodig heeft. We organiseren ook oudercafés waar ouders met ons en met elkaar praten over opvoeding.”
Kristien: “Wij werken vooral aan informele participatie door regelmatige gesprekjes met de cliënten. Dat heeft ook te maken met het feit dat wij kleinschalig zijn. Maar we geven ook aandacht aan meer formele overlegmomenten. Beide vormen van participatie moeten er absoluut zijn.”
Dorien: “Bij BruZEL gaat het vooral om formele participatie. We zijn veel bezig met zware, beleidsmatige materie. Voor veel mensen is dat moeilijk om te begrijpen. Wij hebben niet zoals Hubbie, Elmer of ADO-Icarus een directe band met de burger. BruZEL biedt geen rechtstreekse zorg. Daarom is het niet gemakkelijk om burgers te betrekken en te zeggen: ‘Kom eens rond de vergadertafel zitten.’ Toch is er bij het beleid de wens om gebruikers meer te laten participeren aan die onrechtstreekse organen. Maar hoe doe je dat?”
Dries: “Door ze samen te brengen en hen ervaringen te laten uitwisselen. Dan zijn er misschien mensen die zeggen: ‘Kunnen we iets vertellen aan het beleid?’. Vanuit die invalshoek kunnen zij ook een bredere groep vertegenwoordigen. Je moet het zien als een brede trechter. Je start bovenaan met ontmoeting en gesprek. Er zijn allerlei werkvormen mogelijk om te trechteren en uiteindelijk houd je een paar mensen over die kunnen meedoen met formele participatie.
Je moet wel garanderen dat er brede vertegenwoordiging is van alle gebruikers. De trekkers van die formele participatie zijn vaak niet de kwetsbare mensen. Het zijn meestal hoger opgeleiden of mensen met minder financiële zorgen. Je moet bewaken dat zij ook de belangen kunnen behartigen van de kwetsbaren en dat ze zich verbinden met alle gebruikers. Bovendien moet je het soms kaderen of mee begeleiden als ze iets gaan vertellen aan het beleid of deelnemen aan vergaderingen. Als het gaat over participatie op hoog niveau, bijvoorbeeld bij de VGC, moet je ervoor zorgen dat mensen er met de juiste verwachtingen naartoe gaan. Op dat niveau gebeurt er zelden iets op korte termijn. Wie ernaartoe gaat met de verwachting dat er snel iets zal veranderen, wordt teleurgesteld en gefrustreerd. Je moet mensen daarop voorbereiden.”
Er moet brede vertegenwoordiging zijn van alle gebruikers