Ecosociaal werk moet ons weerbaar maken voor de toekomst, ook de meest kwetsbaren
Dit artikel verscheen in het cahier 'Sociaal werk, bondgenoot in de ecologische transitie'. Richard de Brabander is filosoof en lector ecosociaal werk bij Hogeschool Inholland (Rotterdam) en legt uit waarom het sociaal werk het ecosociaal perspectief in de praktijk moet brengen, en waarom het sociaal werk zich niet afzijdig kan houden van de klimaatcrisis.
Welzijnsorganisaties en sociaal werkers zijn onmisbare bondgenoten in de ecologische transitie. Toch zijn ze zich daar niet noodzakelijk van bewust en lijken sociale rechtvaardigheid en ecologie soms lijnrecht tegenover elkaar te staan. Richard de Brabander legt uit waarom het sociaal werk zich niet afzijdig kan houden van de klimaatcrisis en het ecosociaal perspectief in de praktijk moet brengen. De economische groei heeft welvaart gebracht, maar heeft ook de balans tussen mens en leefomgeving verstoord. Hoe zijn sociale rechtvaardigheid en klimaatverandering met elkaar verbonden?
“In het discours over de klimaatcrisis hebben we het voortdurend over een klimaatneutrale samenleving en de innovatieve oplossingen die daartoe moeten bijdragen. Maar we zien de sociale ongelijkheid over het hoofd die wordt versterkt door de klimaatverandering, op allerlei manieren. Slechts 10% van de wereldbevolking is verantwoordelijk voor de globale CO2-uitstoot die de klimaatverandering veroorzaakt.
Als we kijken naar de uitstoot per persoon, is die het grootst in Noord-Europa, Noord-Amerika, Australië en Japan. Inwoners van landen in Azië of Afrika dragen veel minder bij aan de uitstoot. Ook binnen onze eigen landen zien we hetzelfde principe. Mensen die in kwetsbare situaties leven, hebben in het algemeen een kleinere ecologische voetafdruk. Zij rijden niet met grote auto’s of nemen zelden het vliegtuig.
Tegelijk hebben zij juist het meeste te lijden onder de gevolgen van klimaatverandering. Mensen in kwetsbare situaties of met lage inkomens zijn minder in staat om zich te beschermen tegen warmte, droogte of stormen, en wonen in slechtere woningen. Wie sukkelt met zijn gezondheid is meer kwetsbaar voor hittegolven of luchtverontreiniging. En dat terwijl zij het minste bijdragen aan de oorzaken van klimaatverandering. Zo nemen bestaande ongelijkheden tussen mensen toe door de klimaatcrisis.
Daar komt nog bij dat de maatregelen tegen klimaatverandering vaak niet in hun voordeel zijn. Elektrische auto’s, zonnepanelen en warmtepompen worden gepromoot met subsidies. Maar als je geen startbudget hebt om de investering te doen, loop je ook de subsidie mis. Veel subsidies gaan naar het meer welgestelde deel van de bevolking.
Een klimaatrechtvaardige benadering heeft oog voor die sociale ongelijkheid, komt op voor mensen in een kwetsbare positie, en bekijkt wat we kunnen doen voor groepen die extra kwetsbaar zijn voor de gevolgen van klimaatverandering. Het sociaal werk heeft daar een belangrijke rol op te nemen, en moet oog hebben voor de structurele oorzaken van sociale ongelijkheid. Om het met de slogan van de Franse gele hesjes te zeggen: ‘Het einde van de maand of het einde van de wereld, dat is dezelfde strijd’.”
Sociaal werk moet mensen helpen en hen empoweren om zelf problemen aan te pakken. Maar de verantwoordelijkheid voor moeilijkheden ligt steeds meer bij het individu. Welke rol zie je voor ecosociaal werk om een juiste balans te behouden?
"De laatste jaren wordt zelfredzaamheid opgedrongen; sociale problemen worden steeds meer geïndividualiseerd. We leggen alles op het bordje van het individu. Ook alle interventies op het gebied van klimaat zijn gericht op het individu. Korter douchen, de trein nemen in plaats van de auto ... Daarmee lossen we het echte probleem niet op. Om de klimaatcrisis tegen te gaan, is meer nodig dan dat. Ik zie ecosociaal werk als een vorm van politiserend sociaal werk die kritisch is tegenover de dominante waarden die we zien in het sociaal werk.
Dan is de vraag natuurlijk hoe zich dat vertaalt in andere structuren en praktijken, en daar komen ecosociale praktijken in beeld. De stadstuin de Munt in Rotterdam is een mooi voorbeeld. Mensen met mentale problematiek of druggerelateerde problemen kunnen daar ritme opdoen, hun dag besteden en tot rust en onder de mensen komen. Een ander voorbeeld dat ik graag noem, is Public Food. Gezonde voeding is vaak duurder. Een keer per week komen mensen die onder de armoedegrens leven samen met een chef en maken ze maaltijden van allerlei groenten, fruit en noten, om het eind van de ochtend voor een klein bedrag voor de hele week maaltijden mee naar huis te nemen.
Dergelijke initiatieven op buurtniveau lijken misschien een druppel op een hete plaat. Maar hun belang is juist dat ze experimenteren met alternatieve denkwijzen, andere vormen van economie, waarden en normen en die proberen te vertalen in alternatieve werkwijzen en routines. Op kleinschalig niveau laten ecosociale praktijken zien dat het anders kan.”
Het einde van de maand of het einde van de wereld, dat is dezelfde strijd.
Je staat aan de wieg van de hervorming van de opleiding sociaal werk in Nederland. Hoe kan het sociaal werk evolueren in de richting van ecosociaal werk?
Die evolutie bestaat uit twee luiken. Het makkelijkere verhaal is om studenten en sociaal werkers te leren om ecosociale praktijken op te zetten waarbij je ecologische en sociale doelen combineert, vanuit opbouwwerkstrategieën. Je werkt bijvoorbeeld aan vergroening in de wijk of start een repair café. Maar ook mensen toeleiden naar bestaande initiatieven is een taak van het sociaal opbouwwerk, bijvoorbeeld collectieve aankopen van zonnepanelen. Dergelijke vormen van ecosociaal werk zijn vrij makkelijk op te pikken, hoewel wij toch met enige jaloezie kijken naar het opbouwwerk in Vlaanderen, dat beter is ontwikkeld dan in Nederland.
Het moeilijkere verhaal is het ecosociaal werk als paradigmawisseling, een nieuwe manier van denken. Ik zie drie wisselingen. Ten eerste gaan we van antropocentrisme naar eco-interesse. De mens staat niet meer centraal. Als ik dat vertel, gaan veel mensen steigeren. Sociaal werk is toch een mensgericht beroep? Maar we moeten beseffen dat wij voor ons welzijn afhankelijk zijn van de natuur, de fauna en de flora. Wij hebben ons als mens centraal gesteld aan het hoofd van de piramide en alles eromheen ondergeschikt gemaakt, met de economie als voornaamste doel. Eco-interesse betekent dat we een gelijkwaardig onderdeel zijn van het ecosysteem. We nemen een andere positie in. De vraag is dan vervolgens welke waarden daarmee zijn verbonden.
Een tweede aspect van paradigmawisseling is die van een economie die wil groeien naar een donuteconomie of een post growth economy. Dat is een economie die in eerste instantie bijdraagt aan het welzijn van mensen en aan alles wat we nodig hebben om het leven in stand te houden, in plaats van kapitaal creëren.
Ten derde stelt de paradigmawisseling dat we structureel moeten werken. Als verschillende mensen een probleem ervaren, moet je dat op structureel niveau agenderen. Daar zit ook de politiserende werking van het sociaal werk. Onrecht moet publiek gemaakt worden. Maar ook daar zit nog te veel aarzeling, hoewel er gelukkig steeds meer belangstelling komt voor het politiserend aspect van sociaal werk.
We moeten ten slotte goed voor ogen houden dat ecosociaal werk geen specialisme is binnen het sociaal werk. Het is een nieuwe benadering op het sociaal werk die mensen in kwetsbare situaties weerbaarder moet maken voor de toekomst. Zorgen voor de natuur is essentieel als we willen zorgen voor een goede levenskwaliteit.”