Woonzorgcentrum
Ouderen kunnen in een woonzorgcentrum rekenen op verzorging en verpleging, maaltijden, sociale contacten en begeleiding. Een woonzorgcentrum wordt niet meer gezien als een plaats om te rusten, wel als een plaats waar je woont en de nodige zorg krijgt.
Een woonzorgcentrum bestaat uit één of meerdere gebouwen die samen een geheel vormen. Er wonen ouderen van 65 jaar of ouder. Voor wie jonger is, kan een uitzondering aangevraagd worden.
Een woonzorgcentrum zorgt voor:
- aangepaste huisvesting,
- gezinszorg en hulp in het huishouden, zoals dagelijkse lichaamsverzorging, de kamer poetsen, individuele zorg en begeleiding,
- hulp bij baden en wassen,
- verpleging, al dan niet gespecialiseerd,
- stimulans om actief te blijven en zichzelf te beredderen,
- animatie en sociale contacten,
- psychosociale begeleiding.
Vroeger waren de woonzorgcentra gekend als ROB (Rustoord voor Bejaarden) of RVT (Rust- en Verzorgingstehuis).
- In een ROB wonen ouderen die valide zijn. Het beleid wil deze woonvorm steeds meer vervangen door andere woonvormen, bijvoorbeeld assistentiewoningen.
- In een RVT wonen ouderen die veel zorg nodig hebben. Het beleid wil de woonzorgcentra vooral voor deze groep voorbehouden.
Hoewel amper 5% van de 65-jarigen en 10% van de 80-plussers in een woonzorgcentrum verblijven, is het voor sommigen de ideale oplossing, vooral wanneer de zorg intenser wordt en de zelfredzaamheid aanzienlijk afneemt.