U bent hier

Burgerinitiatieven van mensen met een migratie-achtergrond als essentiële schakel in het Brusselse welzijnslandschap

En Français voir ci-dessous

De Vlaamse regering wilde deze week in allerijl een decreetwijziging laten goedkeuren die het haar mogelijk maakt om organisaties die volgens haar ‘segregerend’ werken niet langer te ondersteunen. ‘De band met het thuisland blijft te sterk aanwezig om aan goede gemeenschapsvorming te doen’, aldus hoofdindiener en Vlaams parlementslid voor de N-VA Marius Meremans. Organisaties zoals de Federatie van Mondiale Democratische Organisaties (FMDO) worden genoemd.

De stemming gaat deze week niet door, maar dat neemt niet weg dat we als Kenniscentrum Welzijn, Wonen, Zorg ongerust zijn. Deze nakende beslissing van de Vlaamse regering staat in schril contrast met de ervaringen van de verschillende medewerkers van het Kenniscentrum Welzijn, Wonen, Zorg in het Brusselse werkveld en de expertise die ze over de jaren heen opbouwden. Het Kenniscentrum Welzijn, Wonen, Zorg ziet organisaties opgericht door mensen met een migratie-achtergrond als een belangrijke schakel in het Brusselse grootstedelijk welzijnslandschap en dit om minstens vier redenen.

Integratieproces van nieuwkomers

Ten eerste spelen ze een belangrijke rol in het integratieproces van nieuwkomers. Migrantenorganisaties overal ter wereld en dus ook in Vlaanderen en Brussel zijn veilige plekken van waaruit nieuwkomers zich oriënteren en bruggen slaan met de rest van de samenleving. Na de eerste migratiegolf naar België ontstonden er in Brussel tal van organisaties opgericht door migranten. Deze organisaties waren en zijn een plaats voor ontmoeting, om feest te vieren, om nieuwkomers te ondersteunen wanneer ze een woning zoeken, een school voor de kinderen, toegang tot de sociale zekerheid, enzovoort. Vertrekkend vanuit het vertrouwen en de grote kennis van de leefwereld van deze mensen en groepen, kunnen zij heel adequaat een brug slaan naar voorzieningen in de ingewikkelde wereld van gezondheids- en welzijnszorg.

Vertrekkend vanuit het vertrouwen en de grote kennis van de leefwereld van deze mensen en groepen, kunnen zij heel adequaat een brug slaan naar voorzieningen in de ingewikkelde wereld van gezondheids- en welzijnszorg

De voortrekkers in deze zelforganisaties kunnen doeltreffend verwijzen, gidsen en aanbevelen. Ze verklaren bepaalde systemen, waarschuwen voor valstrikken en wijzen op (vaak onvermoede) kansen. Kortom, deze organisaties maken steeds vaker deel uit van een belangrijke aankomstinfrastructuur voor nieuwkomers daar waar de overheid tekort schiet.

Schoolvoorbeelden van een vermaatschappelijking van de zorg

Ten tweede zijn het schoolvoorbeelden van een vermaatschappelijking van de zorg. Het zijn niet alleen plekken waar mensen elkaar ontmoeten, maar ook plekken waar er voor elkaar wordt gezorgd en waar er praktijken van onderlinge solidariteit ontstaan. Niet elke Brusselaar heeft zomaar een sociaal netwerk van familie, vrienden en buren om op terug te vallen. Zeker nieuwkomers maar ook mensen in armoede ontberen vaak zo’n netwerk en zij kunnen dat ook niet zomaar op eigen kracht uitbouwen. Bovendien kennen veel Brusselaars weinig buren, maar geven ze wel aan dat ze graag meer contacten en vrienden in de buurt zouden hebben. In Brussel vervullen veel burgerinitiatieven van etnisch-culturele minderheden de rol van informeel zorgnetwerk. Ze vormen een uitstekende voedingsbodem voor de vermaatschappelijking van de zorg. Deze burgerinitiatieven zijn immers gebaseerd op vrijwilligheid, spelen kort op de bal van de veranderende noden van maatschappelijk kwetsbare doelgroepen, staan open voor iedereen en werken als vanzelfsprekend met een superdivers publiek. Het proces van vermaatschappelijking van de zorg zou hand in hand moeten gaan met het valoriseren en financieren van deze waardevolle praktijken die zich van onderuit ontwikkelen door en voor burgers in maatschappelijk kwetsbare posities.

Sociale cohesie

Ten derde zijn burgerinitiatieven van mensen met een migratie-achtergrond belangrijke actoren in de sociale cohesie van een buurt, een stad en een samenleving. Deze organisaties creëren helemaal geen parallelle samenlevingen en werken niet segregerend. Naast het verbinden van mensen die elkaar op basis van etnisch-culturele gelijkenissen vinden, bouwen ze bruggen overheen gemeenschappen. Het kwantitatief onderzoek op basis van een representatieve steekproef van zelforganisaties in Brussel van collega Rebecca Thys toont dit onmiskenbaar aan. De overgrote meerderheid van de Brusselse zelforganisaties bereikt een (super)divers ledenbestand van zowel autochtone Belgen als mensen met 'andere' etnisch-culturele achtergronden.

De overgrote meerderheid van de Brusselse zelforganisaties bereikt een (super)divers ledenbestand van zowel autochtone Belgen als mensen met 'andere' etnisch-culturele achtergronden

Hoe belangrijk die informele netwerken zijn, valt moeilijk te overschatten. Dat gaat veel verder dan hulp of zorg geven en krijgen. Zo’n informeel netwerk kan mensen sterker maken en een belangrijke rol spelen in processen van opwaartse sociale mobiliteit en integratie. De literatuur maakt een onderscheid tussen ‘bonding’ en ‘bridging’. ‘Bonding’ gaat over contacten in het eigen milieu met gelijkgestemden, lotgenoten, mensen met een gelijkaardig socio-economisch profiel. Er is vertrouwen, wederkerigheid, onderlinge steun, men voelt zich veilig en ‘onder ons’. Maar ook ‘bridging’ is belangrijk. ‘Bridging’ gaat over contacten met mensen buiten het eigen milieu, mensen met wie je een zwakkere band hebt. Maar ‘bonding’ werkt dus niet segregerend, het is als het ware een springplank naar ‘bridging’: je kan maar de stap naar de andere groepen zetten als jezelf een eigen plek hebt verworven in een groep.

Actief burgerschap

Ten vierde getuigen ze van een actief burgerschap dat we essentieel vinden voor een gezonde democratie. Burgerinitiatieven van mensen met een migratie-achtergrond voeren samen een dagelijkse strijd voor betere leefomstandigheden in de Belgische samenleving, bijvoorbeeld door de jongeren te ondersteunen, vrouwen te emanciperen, de communicatie in gezinnen te verbeteren, de stress van het migrantenbestaan te verzachten, de toegang tot sociale grondrechten te verbeteren enzovoort. Ze geven een stem aan de noden en belangen van een deel van de Belgische bevolking dat niet alleen sterk ondervertegenwoordigd is in het publieke debat maar ook in de uiteenlopende wetgevende en uitvoerende organen in België. Deze stem is des te belangrijker gezien de hardnekkige sociale achterstelling van mensen met een migratie-achtergrond in de Belgische samenleving.

In Cahier 111 over “Diversiteit in de Brusselse zorg- en welzijnssector” formuleren we onze toekomstvisie op de rol van organisaties opgericht door mensen met een migratieachtergrond in welzijn en zorg. “Het Kenniscentrum WWZ wil dat burgerinitiatieven van mensen met een migratie-achtergrond gevaloriseerd worden in hun basisfunctie als verlener van zorg en ondersteuning, het wil etnisch-culturele minderheden ondersteunen om de drempel tot passende zorg en ondersteuning te verlagen voor de meest kwetsbare groepen en wil mee bruggen bouwen tussen zelforganisaties en zorg- en welzijnsactoren”. We laten in Cahier 11 verschillende burgerinitiatieven van mensen met een migratie-achtergrond zelf aan het woord. Naar aanleiding van de actuele ontwikkelingen en een toenemend politiek en maatschappelijk wantrouwen ten aanzien van deze initiatieven, delen we graag met jullie in voorpublicatie het verhaal van Mina Bouhajra coördinator het burgerinitiatief ADIB en medewerkster van het Kenniscentrum Welzijn, Wonen, Zorg.

Waarom ik de organisatie ADIB oprichtte

Een groep vrijwilligers met migratieachtergrond startte in 2015 de organisatie Action et Dialogue Bruxelles (ADIB). Ze richten zich tot kwetsbare mensen in Sint-Jans-Molenbeek. Ze luisteren naar de noden, verzuchtingen en ideeën die mensen zelf aandragen, en helpen hen die te realiseren. “Met ADIB organiseren we cursussen alfabetisering, gesprekstafels om Frans of Nederlands te oefenen, workshops voor ouders over de opvoeding van hun kinderen, culturele en sportieve activiteiten, enzovoort. Het zijn altijd de buurtbewoners zelf die de thema’s kiezen en wij helpen hen om activiteiten op te zetten die ze zelf in handen kunnen nemen. Wij brengen mensen samen met verschillende achtergronden, culturen en generaties, bevorderen de onderlinge dialoog en geven hen duwtjes in de rug om zelf initiatief te nemen.

Een moeilijke start

“Ik werk al 13 jaar in de sociale sector en wilde altijd al iets doen in mijn wijk. Ik ben erg gevoelig voor wat er leeft in onze buurt, de sociale cohesie, de netheid. Als beginnend burgerinitiatief was het moeilijk om van start te gaan. Wij hadden geen middelen, niemand die ons financierde, en hadden geen lokaal. We deden onze activiteiten her en der, maar daar ging veel energie aan verloren. Je moet minstens een jaar rekenen om voldoende vertrouwen op te bouwen bij je doelgroep, dat vraagt tijd. Gelukkig was de motivatie en de wil van onze leden heel sterk. We hebben een hechte groep met allemaal mensen die de dingen positief bekijken en zo is het ons gelukt. Dankzij onze contacten met La Fédération des Associations Marocain konden we gratis gebruik maken van een lokaal om samen te komen, te vergaderen en activiteiten te doen. Dat verhoogde onze geloofwaardigheid en zo wisten de mensen waar ze ons konden vinden. Dat dat lokaal gratis was, was een grote steun. We zijn toen begonnen met een wekelijkse sociale permanentie in de Hoveniersstraat in Koekelberg, maar door een gebrek aan middelen is dat gestopt. Wanneer mensen ons individueel aanspreken om iets te vragen of te vertellen, helpen we hen nog altijd waar kan, verwijzen door, of zoeken samen naar een oplossing.”

Ondersteuning van initiatieven in de buurt

Al onze activiteiten vertrekken van wat er leeft in de wijk. In het begin dragen wij de verantwoordelijkheid, maar zodra iemand dat zelf kan, laten wij los. De cursus alfabetisering bijvoorbeeld is nu in handen van een vrouw die dat op eigen kracht trekt. Wij hebben dat zaadje geplant en water gegeven en dat is uitgegroeid tot een mooie plant. We zien trouwens dat die vrouw daar zelf in groeit, zij doet dat graag en haalt daar voldoening uit. We blijven contact houden en moedigen haar aan, zodat dat project verder blijft groeien.”

Radicalisering bij jongeren

“Wij vertrekken altijd van de realiteit zoals ze is op het terrein. Zo vertellen veel ouders ons over problemen en een gebrek aan communicatie in gezinnen. Jongeren volgen hun ouders niet altijd, ook al krijgen ze een degelijke opvoeding. We werken inmiddels al enkele jaren samen met S.A.V.E. Belgium (Society Against Violent Extremism Belgium), een internationale organisatie die zich toelegt op de detectie van radicalisering bij jongeren. Wij kregen van hen een opleiding om daar mee om te gaan. Enkele jaren geleden was dat voor veel ouders nog onbespreekbaar, maar inmiddels is er een vertrouwensband gegroeid en spreken ze ons aan. De eersten die het probleem van radicalisering kunnen detecteren, zijn de moeders. Wij tonen hen waar ze moeten op letten en dat ze dat niet ongemoeid mogen laten. Die workshops zijn erg belangrijk.”

De eersten die het probleem van radicalisering kunnen detecteren, zijn de moeders. Wij tonen hen waar ze moeten op letten en dat ze dat niet ongemoeid mogen laten. Die workshops zijn erg belangrijk

Ambities voor de toekomst

“Mijn droom is dat ADIB een model wordt voor andere organisaties die burgerinitiatieven met vrijwilligers ondersteunen. Ik wil die mensen begeleiden, adviseren en raad geven. Als je met iets nieuw start, heb je ondersteuning nodig. Als je teveel tegenslagen hebt, is het moeilijk om vol te houden. Ik zou graag hebben dat ADIB uitgroeit tot een professionele structuur waar mensen altijd terecht kunnen voor informatie, wederzijdse hulp, ondersteuning, solidariteit en expertise. ADIB bestaat nu 5 jaar. We hebben nog altijd geen vast lokaal met kantoor, vergader- en ontmoetingsruimte. We zouden ook graag een subsidie hebben om iemand aan te werven en zo verder te groeien. Ik besef dat er weinig subsidies bestaan voor dergelijke initiatieven, en dat veel van die middelen al verdeeld zijn. Een andere piste is dat we ons inwerken in een bestaande organisatie die ons wil adopteren, en dat we van daaruit die rol kunnen opnemen. Dat zou een erkenning zijn van het werk dat onze leden vandaag al verrichten. Alles wat wij doen, gebeurt immers grotendeels zonder subsidies, wat niet altijd evident is. Wij verrichten professioneel werk op langere termijn. Louter met vrijwilligers is dat werk niet vol te houden.”

Van “Bonding” naar “Bridging”

“Op dit ogenblik werk ik als procesbegeleider bij het BuurtPensioen. Dat is een netwerk van buren die elkaar helpen in het dagelijks leven. De deelnemers aan dit netwerk engageren zich om elkaar te steunen. Het ene moment biedt persoon A hulp aan persoon B, het andere moment kan hij iets vragen, aan persoon C. Het BuurtPensioen werd ontwikkeld binnen de structuur van het Kenniscentrum Welzijn, Wonen, Zorg. In totaal zijn er 10 netwerken of lokale antennes verspreid over het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. Elke lokale antenne wordt altijd gemodereerd door een lokale partner, zoals een lokaal dienstencentrum, een buurthuis of een voorziening zoals bijvoorbeeld een woonzorgcentrum. Ikzelf ben procesbegeleider in de antenne Molenbeek. De expertise die ik opbouwde binnen het burgerinitiatief ADIB in het werken met een superdivers publiek is uitermate belangrijk om van de antenne in Molenbeek een succes te maken. Ik slaag erin van de antenne een veilige plek te maken waar Brusselaars met uiteenlopende achtergronden zich thuis voelen en onderlinge steun ervaren”.

Nood aan overleg

Zoals het verhaal van Mina Bouhajra zijn er vele andere verhalen die illustreren dat een wantrouwen in het etnisch-cultureel middenveld ongegrond is. We dringen met het Kenniscentrum Welzijn, Wonen, Zorg dan ook aan op overleg voorafgaand aan een wijziging in het decreet en moedigen zowel de meerderheid als de oppositie aan om experten ter zake uit te nodigen. Het Kenniscentrum Welzijn, Wonen, Zorg heeft jarenlange terreinkennis en veel ervaring in het samenwerken met organisaties opgericht door mensen met een migratie-achtergrond, maar de vraag naar het al dan niet segregerende karakter van etnisch-culturele organisaties werd zowel in Vlaamse, Brusselse als internationale academische kringen ook uitgebreid onderzocht. De wetenschappelijke evidentie in verband met de brugfunctie van etnisch-culturele organisaties is groot. Bovendien toont internationaal vergelijkend onderzoek een mechanisme van een “reactive identity” aan: hoe meer een politieke context het belang van assimilationisme benadrukt, hoe restrictiever het omgaat met culturele rechten, hoe meer etnisch-culturele organisaties en etnisch-culturele minderheden zich vastklampen aan hun eigen etnische identiteit. Het omgekeerde gaat eveneens op.

1 Ook enkele andere van deze verhalen uit het etnisch cultureel middenveld komen aan bod in Cahier 11. Daarnaast laten we de lezer in dit Cahier ook kennismaken met uiteenlopende projecten, organisaties, en praktijken die tegemoetkomen aan de behoeften, kwetsbaarheden en mogelijkheden van minderheden en die de drempels en uitsluitingsmechanismen in zorg en welzijn tegengaan. Dit Cahier kan je bestellen via de website van het Kenniscentrum Welzijn, Wonen, Zorg

____________________________________________________________

Les initiatives citoyennes de personnes issues de l’immigration : un maillon essentiel dans le paysage bruxellois de l’aide sociale

Fin novembre, le gouvernement flamand tenta de faire approuver en toute hâte une modification décrétale, l’autorisant à suspendre l’appui aux organisations qu’il estimait favoriser la « ségrégation ». « Le lien avec le pays d’origine demeure trop fort pour créer un tissu social solide », soulignait Marius Meremans, auteur principal de la proposition et député flamand de la N-VA. La Fédération des organisations démocratiques mondiales (Federatie van Mondiale Democratische Organisaties, FMDO) fut nommée parmi d’autres associations.

Bien que le vote n’eût pas lieu, cette proposition suscita une vive inquiétude au sein de notre Kenniscentrum Welzijn, Wonen, Zorg. En effet, la décision avancée par le gouvernement flamand contraste fortement avec l’expérience des divers collaborateurs du Kenniscentrum Welzijn, Wonen, Zorg actifs sur le terrain à Bruxelles, et avec l’expertise qu’ils ont accumulée au fil des ans. Le Kenniscentrum Welzijn, Wonen, Zorg considère les organisations fondées par des personnes issues de l’immigration comme un important maillon du paysage bruxellois de l’aide sociale, et cela pour au moins quatre raisons.

Intégration des primoarrivants

Elles jouent, tout d’abord, un rôle majeur dans le processus d’intégration des primoarrivants. Partout dans le monde (et donc aussi en Flandre et à Bruxelles), les organisations de migrants sont des lieux qui, pour les primoarrivants, font office de point de repère et de passerelle vers le reste de la société. La première vague d’immigration en Belgique fut suivie par la fondation de nombreuses organisations de migrants à Bruxelles. Ces organisations étaient – et sont toujours – des lieux de rencontre et de fête visant à soutenir les primoarrivants, tout autant que les immigrés de deuxième et de troisième génération, à chercher un logement, trouver une école pour les enfants, accéder à la sécurité sociale, etc. Forts de la confiance qu’elles inspirent et de leur profonde connaissance de la réalité vécue par les immigrés, ces organisations sont très bien placées pour faire le relais vers l’univers, combien complexe, des soins de santé et de l’aide aux personnes. Les moteurs de ces organisations d’entre-aide sont en mesure d’orienter, de guider et de conseiller les individus de façon efficace. Ils expliquent certains systèmes, mettent en garde contre les pièges et signalent des opportunités souvent insoupçonnées. Autant dire que ces organisations participent de plus en plus souvent d’une importante infrastructure d’accueil pour les primoarrivants, là où les mesures du gouvernement s’avèrent insuffisantes.

Cas d’école d’une socialisation des soins

Deuxièmement, ces organisations sont de véritables cas d’école d’une socialisation des soins. Outre des lieux de rencontre, ce sont aussi des endroits où l’on se serre les coudes et qui voient naître des pratiques de solidarité mutuelle. Chaque Bruxellois ne dispose pas forcément d’un réseau social de proches, d’amis et de voisins sur lesquels se reposer. C’est surtout vrai pour les primoarrivants, mais aussi pour les personnes en situation de pauvreté, qui ne sont pas en mesure de construire un tel réseau de leurs propres forces. De plus, si les Bruxellois sont nombreux à peu connaître leurs voisins, ils déclarent pourtant qu’ils aimeraient avoir plus d’amis et de contacts dans leur quartier. Or, à Bruxelles, nombre d’initiatives citoyennes de minorités ethnoculturelles font office de réseau de soutien informel. Elles créent ainsi un terreau favorable à la socialisation des soins. Ces initiatives reposent en effet sur le bénévolat, réagissent rapidement à l’évolution des besoins des groupes sociaux vulnérables, sont ouvertes à toutes et à tous, et travaillent d’évidence avec un public extrêmement hétéroclite. Le processus de socialisation des soins devrait s’accompagner d’une valorisation et d’un financement de ces précieuses pratiques, développées – selon une approche ascendante – par et pour les citoyens en situation de vulnérabilité sociale.

Cohésion sociale

Troisièmement, les initiatives citoyennes mises en œuvre par des personnes issues de l’immigration sont d’importants vecteurs de cohésion sociale dans un quartier, une ville et une société. Ces organisations ne créent pas du tout de société parallèle, ni ne favorisent la ségrégation. Outre la mise en relation de personnes qui partagent des points ethnoculturels communs, elles jettent des ponts entre les différentes communautés. Cela ressort indéniablement de l’étude quantitative menée par Rebecca Thys sur un échantillon représentatif d’organisations d’entre-aide à Bruxelles. La grande majorité de ces organisations touche un effectif de membres (extrêmement) hétéroclite, qui se compose aussi de Belges autochtones et de personnes ayant une « autre » origine ethnique et culturelle.  Autrement dit, ce sont des lieux où naissent divers réseaux sociaux. Il serait difficile de surévaluer l’importance de ces réseaux informels. Leur intérêt va bien au-delà du fait de recevoir et d’apporter de l’aide ou des soins. En plus de rendre les individus plus forts, ces réseaux informels peuvent jouer un rôle majeur dans les processus d’intégration et de mobilité sociale ascendante. La littérature établit une distinction entre le bonding et le bridging. Le bonding consiste à nouer des contacts au sein de son propre environnement, avec des personnes qui partagent le même avis, le même sort ou un profil socioéconomique similaire. Ces liens sont caractérisés par la confiance, la réciprocité, le soutien mutuel ; on se sent en sécurité, on est « entre soi ». Mais le bridging est également important. Le bridging consiste à nouer des contacts avec des personnes étrangères à son environnement, avec lesquelles on entretient un lien plus faible. Ceci étant, il importe de souligner que le bonding n’a pas d’effet ségrégatif. C’est, pour ainsi dire, un tremplin vers le bridging : on ne saurait franchir le pas vers les autres groupes sans avoir d’abord trouvé sa place au sein d’un groupe donné.

Citoyenneté active

Quatrièmement, ces organisations témoignent d’une citoyenneté active que nous estimons essentielle à une démocratie saine. Les personnes issues de l’immigration à l’origine de ces initiatives citoyennes mènent une lutte conjointe et quotidienne pour de meilleures conditions de vie dans la société belge, notamment par l’apport d’un soutien aux jeunes, l’émancipation des femmes, l’amélioration de la communication au sein des ménages, l’atténuation du stress vécu par la personne immigrée, l’amélioration de l’accès aux droits sociaux fondamentaux, etc. Ces initiatives expriment les besoins et les intérêts d’une partie de la population belge qui est fortement sous-représentée, non seulement dans le débat public mais aussi dans les organes législatifs et exécutifs divers et variés de Belgique. Cette voix est particulièrement importante au regard du décrochage social persistant des personnes issues de l’immigration dans la société belge.

Cahier « Diversité dans le secteur bruxellois des soins et de l’aide sociale »

Dans le Cahier n° 112 sur la « Diversité dans le secteur bruxellois des soins et de l’aide sociale », nous formulons notre vision d’avenir quant au rôle des organisations fondées par des personnes issues de l’immigration dans le domaine des soins et de l’aide aux personnes. « Le Kenniscentrum WWZ souhaite que les initiatives citoyennes de personnes issues de l’immigration soient valorisées dans leur fonction de base, qui est de prodiguer des soins et d’apporter un soutien. Il souhaite aussi aider les minorités ethnoculturelles à baisser le seuil d’accès à des soins et un soutien adéquats pour les groupes les plus vulnérables, et contribuer à jeter des ponts entre les organisations d’entre-aide et les acteurs des soins et de l’aide sociale. » Dans ce Cahier n° 11, nous donnons la parole à plusieurs initiatives citoyennes de personnes issues de l’immigration. À la lumière des récents développements et de la méfiance politique et sociale croissante à l’égard de ces initiatives, nous aimerions partager avec vous, en prépublication, le récit de Mina Bouhajra, coordinatrice de l’initiative citoyenne ADIB et collaboratrice du Kenniscentrum Welzijn, Wonen, Zorg.

Le récit de Mina Bouhajara

Pourquoi j’ai fondé l’organisation ADIB

En 2015, l’organisation Action et Dialogue Bruxelles (ADIB) a été créée par un groupe de bénévoles issus de l’immigration. Ces bénévoles s’adressent aux personnes vulnérables résidant à Molenbeek-Saint-Jean. Ils prêtent l’oreille aux besoins de ces personnes, mais aussi à leurs aspirations et aux idées qu’elles avancent, et les aident à réaliser celles-ci. « Avec ADIB, nous organisons des cours d’alphabétisation, des tables de conversation pour exercer son français ou son néerlandais, des ateliers sur l’éducation des enfants à l’intention des parents, des activités sportives et culturelles, etc. Les thématiques sont toujours choisies par les riverains. Nous les aidons à mettre en place des activités, dont ils prendront les rênes par la suite. Nous rassemblons des personnes de divers horizons, cultures et générations, favorisons le dialogue entre ces personnes et leur donnons des coups de pouce pour qu’elles prennent elles-mêmes des initiatives. »

Un départ difficile

« Cela fait 13 ans que je travaille dans le secteur social et j’ai toujours voulu m’engager dans mon quartier. Je suis très sensible à son écosystème, à la cohésion sociale, à la propreté. L’initiative citoyenne a connu un départ difficile. Nous n’avions pas de moyens, personne qui ne nous finançait, et il nous manquait un local. Nous organisions nos activités çà et là, mais nous perdions beaucoup d’énergie. Il faut au moins un an pour tisser un lien de confiance suffisamment fort avec son groupe cible. Cela prend du temps. Heureusement, nos membres étaient très motivés et volontaires. Nous formons un groupe soudé et nous voyons tous le côté positif des choses. C’est cela qui nous a permis de réussir. Grâce à nos contacts avec la Fédération des associations marocaines, nous avons pu utiliser gratuitement un local pour nous réunir et organiser nos activités, ce qui a renforcé notre crédibilité et notre visibilité auprès du public. La gratuité du local nous a beaucoup aidés. Nous avons mis en place une permanence sociale hebdomadaire dans la rue du Jardinier à Koekelberg, que nous avons toutefois dû interrompre par manque de moyens. Néanmoins, lorsque des personnes nous interpellent avec une question ou pour partager une expérience, nous continuons autant que possible de les aider, de les orienter et de chercher une solution à leur problème. »

Appui aux initiatives du quartier

« Toutes nos activités s’inspirent de ce qui vit dans le quartier. Au début, c’est nous qui en assumons la responsabilité. Mais dès que quelqu’un peut prendre le relais, nous lâchons les rênes. Le cours d’alphabétisation, par exemple, repose aujourd’hui entre les mains d’une dame qui en est le seul moteur. Le projet, de petite graine que nous avons plantée et nourrie, est devenu une belle plante. D’ailleurs, nous constatons que c’est aussi une source d’épanouissement pour la dame en question. Elle aime ce qu’elle fait et en tire satisfaction. Nous restons en contact et nous l’encourageons, afin que ce projet prenne toujours plus d’ampleur. »

Radicalisation des jeunes

« Nous partons toujours de la réalité du terrain. Ainsi, de nombreux parents nous font part de problèmes et d’un manque de communication au sein des familles. Les jeunes ne suivent pas toujours leurs parents, même s’ils bénéficient d’une bonne éducation. Nous collaborons depuis quelques années avec S.A.V.E. Belgium (Society Against Violent Extremism Belgium), une organisation internationale qui se donne pour mission de détecter la radicalisation des jeunes. Elle nous a formés à cette problématique et nous a appris comment y faire face. Il y a quelques années, ce sujet était encore tabou pour de nombreux parents. Mais la confiance s’est depuis installée et ils osent désormais nous en parler. Les premières à détecter les signes de la radicalisation, ce sont les mères. Nous leur indiquons les points de vigilance, les choses qu’elles ne peuvent pas négliger. Ces ateliers sont très importants. »

Ambitions pour l’avenir

« Je rêve qu’ADIB serve d’exemple à d’autres organisations qui soutiennent des initiatives citoyennes portées par des bénévoles. Ces personnes, je veux les accompagner, les informer et les conseiller. Au début d’un nouveau projet, on a besoin de soutien. Il est difficile de tenir bon quand on enchaîne les revers. J’aimerais qu’ADIB devienne une structure professionnelle, vers laquelle on pourrait toujours se tourner pour des informations, de l’entraide, du soutien, de la solidarité et de l’expertise. ADIB existe depuis 5 ans déjà. Il nous manque toujours un local fixe avec un bureau et un espace de rencontre et de réunion. Nous aimerions aussi bénéficier d’un subside pour recruter quelqu’un et poursuivre notre croissance. Je comprends qu’il existe peu de subsides pour ce genre d’initiatives et qu’une grande part de ces ressources a déjà été distribuée. Une autre piste serait d’intégrer une organisation existante qui souhaiterait nous adopter, et d’endosser notre rôle depuis cette nouvelle structure. Ce serait une belle reconnaissance du travail que nos membres accomplissent déjà aujourd’hui. Nos initiatives sont, en grande partie, mises en œuvre sans subsides, ce qui n’est pas toujours évident. Nous effectuons un travail professionnel de longue haleine, qui n’est pas tenable avec un effectif 100 % bénévole. »

Du bonding au bridging

« Je travaille actuellement comme accompagnatrice de processus au sein de Pens(i)onsQuartier, un réseau de voisins dévoué à l’entraide. Les membres de ce réseau s’engagent à se soutenir mutuellement : tantôt la personne A offre de l’aide à la personne B, tantôt elle bénéficie elle-même d’un soutien de la personne C. Pens(i)onsQuartier a vu le jour au sein de la structure du Kenniscentrum Welzijn, Wonen, Zorg. L’initiative comprend 10 réseaux ou antennes locales, répartis sur toute la Région de Bruxelles-Capitale. Chaque antenne est modérée par un partenaire local, tel qu’un centre de services, une maison de proximité ou un service public comme une résidence-services, par exemple. Je suis moi-même accompagnatrice de processus à l’antenne de Molenbeek. L’expertise que j’ai acquise au sein de l’initiative citoyenne ADIB, en travaillant avec un public très hétéroclite, est d’une importance capitale pour assurer la réussite de l’antenne de Molenbeek. Je parviens à transformer l’antenne en lieu sûr, où des Bruxellois d’horizons divers se sentent chez eux et se savent soutenus par les autres. »

Besoin d’une politique fondée sur les preuves

L’histoire de Mina Bouhajra n’en est qu’une parmi d’autres qui illustrent à quel point la méfiance par rapport à la société civile ethnoculturelle est injustifiée. C’est pourquoi le Kenniscentrum Welzijn, Wonen, Zorg insiste sur l’importance d’une concertation préalable à toute modification décrétale et encourage tant la majorité que l’opposition à entendre des experts en la matière. Le Kenniscentrum Welzijn, Wonen, Zorg a une profonde connaissance du terrain et une vaste expérience dans le domaine de la collaboration avec les organisations créées par des personnes issues de l’immigration. Ceci étant, la question de l’effet ségrégatif des organisations ethnoculturelles a été largement étudiée dans les milieux universitaires flamands, bruxellois et internationaux. Nombreuses sont les preuves scientifiques à l’appui du rôle de passerelle des organisations ethnoculturelles. De plus, des études comparatives internationales ont mis en évidence un mécanisme d’« identité réactive » : plus le contexte politique met l’accent sur l’assimilationnisme et plus sa conception des droits culturels est restrictive, plus les organisations et les minorités ethnoculturelles s’accrocheront à leur propre identité ethnique. L’inverse est tout aussi vrai.

2 Le Cahier n° 11 propose également d’autres histoires semblables de la société civile ethnoculturelle. Par ailleurs, le lecteur y découvrira un bel éventail de projets, d’organisations et de pratiques qui répondent aux besoins, aux vulnérabilités et aux possibilités des minorités, et qui cherchent à lever les obstacles et à enrayer les mécanismes d’exclusion à l’œuvre dans le domaine des soins et de l’aide aux personnes. Vous pouvez commander ce Cahier sur le site web du Kenniscentrum Welzijn, Wonen, Zorg.

 

Lees ook 
foto cahiers

Onze reeks cahiers maakt de vernieuwing-op-het-terrein mee zichtbaar.

Welzijn
Wonen
Zorg
cover cahier

Iemand zal pas hulp en ondersteuning vragen, indien hij of zij die eerst heeft kunnen bieden.

Welzijn
Zorg